dinsdag, april 22, 2008

Cadeau

Morgen, op een van de allerlaatste bladzijden van Knack Weekend, zal het onderstaande te lezen staan. Dat is niet de column die gehinderd werd door een gedicht. Die volgt over twee weken.


Smeekens, zei hij. Smeekens Frank. Een blik in de ogen van je kent me toch, dé Smeekens Frank. Het was een zaak van levensbelang. Maar ik herkende hem dus niet. Smeekens probeerde de situatie te redden: Sint-Norbertusinstituut, we hebben samen in de klas gezeten. Ik deed mijn uiterste best. De volgende dag zou Janne jarig zijn, de winkels gingen bijna dicht en ik had nog geen cadeau. O ja, Frank, huichelde ik. Dag Frank. Ik pijnigde mijn hersenen, ik gaf mezelf het bevel herinneringen aan Smeekens Frank uit mijn mentale fichebak op te diepen. Eén anecdote zou volstaan voor een snel gesprekje van een paar minuten. Er kwam niks. Voor me stond een volstrekt onbekende.

Smeekens praatte voort. Hoe vaak hij zijn dochter had verteld over die heerlijke jaren en hoe vaak hij mij had aangewezen op oude klasfoto’s. Dochter stond naast hem, volwassen vrouw ondertussen, of toch bijna. Nog net puber genoeg om zich lichtjes voor haar vader te schamen. Dit had zijn moment van glorie moeten zijn, maar het dreigde een moment van gêne te worden. Het verlamde me: als ik Smeekens Frank niet herkende, zou hij in affronten vallen voor zijn voltallige nageslacht.

Van zoveel verantwoordelijkheid blokkeert mijn langetermijngeheugen, Linda. Ik hoorde namen passeren van leraars die ik inderdaad heb gehad. Onmiskenbaar een gemeenschappelijk verleden, Frank en ik. Ik probeerde de man vijfentwintig jaar jonger te maken. Gladder vel, meer haar, minder kilo’s. Maar het was vergeefse moeite. Ik kende hem niet. Al waren er een paar dingen waar we het over eens waren, daar op de Groenplaats: dat de tijd snel gaat en zo. Over Franks schouder zag ik de wijzers van de kathedraal richting sluitingsuur schuiven. Vijfentwintig jaar, man man. Klap op mijn rug. Of ik zin had in een pintje. Dat had ik niet.

Het is me nog al overkomen, Linda: dat ik iemand tegenkom die ik heb gekend toen we jong waren. Soms herken ik hem wel, maar dan lijkt alsof hij ondertussen door een of andere zware ramp werd getroffen. De jaren, meer is het niet. Vermoedelijk denkt die ander precies hetzelfde over mij, want niemand ontsnapt. Smeekens Frank was uitgepraat. We namen afscheid en vervolgden ieder onze weg. Hij op zoek naar nieuwe avonturen, ik op zoek naar een verjaardagscadeau.

Labels:

4 Comments:

Anonymous Anoniem said...

Ja Koen, je weet toch nog wij in het middelbaar bij die schoon van Duits? Maar het was wel UW idee om die zat proberen te voederen op dat zomerfestivalleken toen hé? Of herinner je u dat ook al ni meer? Zij waarschijnlijk ook niet!

22 april, 2008 11:39  
Anonymous Anoniem said...

@ Pietje : De leugenaar zeker ?

Koen laat u niet doen !

22 april, 2008 11:41  
Anonymous Anoniem said...

het voordeel van bgeen bv te zijn is dat ze mij niet herkennen maar wel die bv.
nog iets als ze jou herkennen moet jij ze toch ook kennen,tenzij er vele kilo's ofwel in de hersenen,ofwel in de portefeuille,ofwel in het lichaam bijgekomen zijn.
zie ik daar spiegel in de verificatie????????

22 april, 2008 16:05  
Blogger karen said...

mooi, koen. echt waar.

22 april, 2008 22:35  

Een reactie posten

<< Home